Als een vlieg
aan een strohalm
in de storm
vergrijp ik mij
aan het leven.
Oneindig veel wolken
trachten wanhopig te construeren
wie ik ben.
Ik denk, ik brul, ik vecht.
Duisternis omarmt me,
als een te goede vriend
Uitreikend,
tot er niets meer is om te nemen
geef ik wat ik nooit echt heb bezeten;
mijzelf.
Pijn en verdriet,
als een offer
aan de eeuwigheid.
In die stilte
deinend op de golven
herinnert mijn adem het Weten
wie ‘ik’ is.
Een omhulsel
een cadeau
om te ervaren
wat Liefde is.
Ik doorzie mijn gesluierde zelf
trillend van angst
zal ik keer op keer
opnieuw sterven.
Voorbij dit of dat
in de leegte
ben ik niets
ben ik alles.
Ontroering vervoert me
terug naar hier en nu
waar Ik mijn ik teder liefheb
als moeder en geliefde tegelijk.
Geef een reactie