‘Voel de Aarde onder je
en opnieuw val ik een laag dieper.
De Aarde, een levend Wezen.
als een walvis,
in trage beweging,
Haar andere zijde verwarmend aan de Zon.
Ik weet me gedragen in de armen van de Moeder.
dan is er niets meer en in dat niets is alles.
Leegte en ruimte.
Dankbaarheid. Ontroering.
Tranen bedekken mijn gezicht.
Ik ben er. Ik heb het gered.
Ik ben door de Duistere Nacht van de Ziel gegaan
door het bos.
Alle monsters heb ik één voor één verwelkomd in mijn Hart
Met sommigen deed ik een dans
van anderen scheurde mijn hart.
Er bij zijn, als een moeder,
bracht mij dichter bij wie ik ben.
Zo verdwaald, zo thuisgekomen.
Hoe kon ik mijn ogen sluiten voor de natuur die ik ben.
Nu is het niet langer hopen of geloven
nu is het diep Weten
omdat het IS.
Ik ben GOD.
Wij zijn God.
Wij zijn één.
Ik ben jou.
Jij bent mij.
Wij zijn Liefde.”
(Krista: 2011)
Geef een reactie